Het ging sneeuwen. Lin wist het zeker. Ze stampte een paar keer op de grond om haar voeten warmer te krijgen, terwijl ze omhoog keek, naar de witte lucht. Dit zou het teken zijn dat de winter in aantocht was.
In de verte kon ze haar herbergal zien liggen. Ze runde het nu al zo'n vijf jaar in haar eentje, sinds de dood van haar vader. En het ging best. Ach, het ging redelijk. Het kon stukken beter, maar op de een of andere manier gingen de inwoners van Breeg liever naar de Steigerende Pony voor hun dagelijkse bier. Terwijl dat van haar, al was dat haar eigen mening, stukken beter was.
Ze stapte een aantal minuten flink door, tot ze uiteindelijk voor de deur van de herberg stond. Het hout dat ze in het bos verzameld had, sleepte ze achter zich aan naar de opslagplaats, waar ze het opstapelde, en alvast wat meenam om het vuur binnen aan te maken.
Binnen stookte ze de haard op, en hing er een ketel met soep boven. Vervolgens maakte ze de keuken schoon en controleerde de hoeveelheid bier en voedsel dat nog aanwezig was. Ten slotte zonk ze zuchtend neer op een krukje bij het vuur.
Hopelijk zou ze vanavond eindelijk weer eens wat gasten ontvangen.